Pierogi met boerenkool

Soms zou ik een koe willen zijn. In zo’n kudde maakt het niet uit of je zwart-wit of bruin bent, of je moeeh of boe loeit en waar je geboren bent. Je bent een koe en je hoort er gewoon bij. Dat gevoel van erbij horen is bij mensen wat lastiger. Je kunt het niet zelf oproepen, je kunt niet zeggen ‘zo, nu hoor ik hierbij.’ Je hebt andere mensen en een stukje acceptatie van hun kant nodig. Maar je kunt ook, ondanks de acceptatie, voelen dat je er toch niet bij hoort, dat het niet jouw plek op aarde is. En daarbij kunnen andere mensen je weer niet helpen, want als je voelt dat dit niet je plek is dan voel je de acceptatie ook niet.

Ik woon al zeventien jaar in Nederland, ik ben Nederlands, en soms voel ik me nog steeds een vreemde. Niet omdat ik het wil, maar omdat anderen mij daar graag op wijzen. Mensen hebben vaak behoefte om een soort identiteitssticker op mijn voorhoofd te kunnen plakken, om mij in een hokje te duwen. Maar ik wil er niet in. Sinds ik naar Nederland kwam wilde ik hier bijhoren, ik wilde onderdeel van de samenleving zijn. Daarom wil ik ook niet dat mijn achtergrond mijn primaire identiteitsfactor is, dat ik door het land waarin ik geboren ben geïdentificeerd word. Mijn identiteit is wie ik ben, mijn acties, ik als persoon. Ik ben geen land of nationaliteit. Ik wil gezien en erkent zijn door wie ik ben en niet door de omstandigheden waarin ik geboren of opgegroeid ben.

Ik vraag me ook altijd af waarom mensen een identiteit op iemand moeten (kunnen) plakken? Vroeger dacht ik dat het gewoon het Nederlands hokjesdenken was. Nu vraag ik me af of het niet iets meer is dan dat. Een soort bescherming van hun wereldbeeld, een uiting van angst dat het in elkaar kan storten. Misschien voelen sommige mensen zich bedreigd als iemand die er vroeger niet erbij hoorde “ineens” dezelfde identiteit als zij heeft. Misschien is dat een manier om de eigen identiteit veilig te stellen? ‘Jij bent anders dan ik (omdat je met een accent spreekt, een andere huidskleur hebt of een ander geslacht bij de geboorte toegekend kreeg), dus als ik je een andere identiteit dan de mijne kan aanwijzen dan bevestigt dat voor mij dat ik ben wie ik altijd was.’ Zou het dat kunnen zijn? Een angst om de eigen identiteit te verliezen?

Alleen, wanneer ik, niet in Nederland geboren en met een accent sprekend, zeg dat ik Nederlands ben dan maakt het een in Nederland geboren Nederlander toch niet minder Nederlands? Net als wanneer een Pieter Ria blijkt te zijn, ben ik daardoor niet minder een vrouw. Mijn gevoel van vrouw zijn wordt niet bepaald door het feit dat andere mensen zich ook een vrouw voelen. Zo wordt ook door mijn verbinding met deze nationale identiteit die van een ander niet aangetast. Waarom kunnen mensen zich er niet bij neerleggen dat ik ook Nederlands ben? Gewoon, zonder daar iets achter te zoeken. Waarom verloopt een gesprek bijna altijd op dezelfde manier, ‘Zo je bent dus Pools?’, ‘Nou, ik ben Nederlands.’, ‘Nee, ja, je weet wel wat ik bedoel.’ nee, dat weet ik eigenlijk niet. Leg het eens uit, wat bedoel je precies, met ‘Nee, ja.’ Bedoel je nee, ik ben niet echt Nederlands omdat ik niet hier geboren ben? Of misschien bedoel je dat mijn afkomst belangrijker is dan hoe ik me identificeer? Leg het eens uit alsjeblieft.

Ik ben geboren en getogen in Polen. Ik kwam naar Nederland toen ik zevenentwintig was. Ik volgde mijn hart en een Nederlandse man die ik in Warschau, mijn geboorte stad, ontmoet heb. In Polen voelde ik me nooit helemaal thuis, ik voelde dat ik er niet paste. Ik wist al heel vroeg dat ik dat land ooit zou verlaten, dat ik ergens anders zou gaan wonen. Voor mij is Polen een land waarin ik toevallig geboren ben, ik voel daar geen speciale binding mee, ik voel me niet heel erg Pools. Ik mis het land niet, ik identificeer me er niet mee. Misschien is het daarom extra pijnlijk als mensen me steeds de Poolse kant proberen op te duwen. En niet alleen in de zin van mijn achtergrond, maar meer in mijn nationale identiteit. En dat terwijl Stuart Hall al stelde dat nationale identiteit niet aangeboren is. Volgens hem is er wel sprake van culturele representatie, waartoe verhalen worden gebruikt waarmee iemand zich kan identificeren*. Voor mij waren de verhalen blijkbaar niet sterk genoeg omdat ik de Poolse nationale identiteit nooit echt voelde.

Ik wilde niet perse in Nederland wonen, maar het is zo gelopen dat dit het land is waar ik mijn thuis vond. In mijn eerste jaren in Nederland heb ik erg mijn best gedaan om er bij te horen, om me te assimileren, om de Nederlandse manier van leven en doen aan te nemen. Het leek me logisch, ik woonde hier en ik heb er zelf voor gekozen. Ik wilde Nederlands zijn, ik wilde niet bij de Poolse gemeenschap horen. Maar het leek alsof ik niet zelf mocht kiezen waar mijn plek in deze samenleving is. Ik werd steeds richting andere Poolse mensen gestuurd, naar mijn ‘eigen volk’ en mijn ‘eigen cultuur.’ Niemand wilde horen dat ik dat juist niet wil, volgens hen was het beter voor mij en dat was wat ik willen moest. Ik vocht er hard tegen, zo hard zelfs dat ik denk dat ik toch een stukje van mezelf kwijt geraakt ben. Want hoewel ik geen sterke emotionele binding met het land van mijn geboorte heb, ben ik daar wel opgegroeid en heb daar zevenentwintig jaar gewoond. Of ik het wil of niet, het is een onderdeel van wie ik ben geworden. Mijn smaak, mijn culturele ontwikkeling, mijn kijk op de wereld en de politiek zijn daar allemaal begonnen. Zeventien jaar nadat ik Polen verlaten heb, ben ik een ander persoon. Mijn smaak is veranderd, ik heb me in een andere cultuur ondergedompeld, ik kijk anders naar de wereld, mijn beeld is anders, breder, dan het was. Maar ik zie ook dat ik anders naar veel zaken kijk dan de Nederlanders die altijd in de Nederlandse vrijheid leefden. Ik weet hoe het is om in een niet democratisch land te wonen, ik zie waar sommige politieke stromingen naartoe kunnen gaan en ik weet hoe eng deze richting is. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien. Er zijn zaken in de wereld waar ik me meer druk om maak dan mijn Nederlandse landgenoten en omgekeerd ook. Ik ben opgegroeid met de verhalen van mensen die hun land moesten verlaten omdat het niet meer veilig voor hen was, mensen die gedwongen emigreerden, die op het moment van vertrek niet wisten of ze het land en hun familie ooit nog zouden zien. Ze wisten zelfs niet of ze enig contact zouden kunnen onderhouden. Ik ben opgegroeid met andere literatuur, andere verhalen, andere kunst en muziek. Ik zal altijd deels door dit perspectief naar de wereld kijken, hoewel mijn blik nu veel ruimer is. Dit is wie ik ben, dit is wat mijn identiteit vormt.

En nog steeds, die identiteit ligt niet binnen de landsgrenzen. Ik wil niet door de bril van mijn land van afkomst gezien worden. Ik zeg, nog steeds, maar misschien is het juist daarom. Ik ben weer heel, een beetje Pools, een beetje Nederlands, Europees, ik ben mezelf. Ik blijf hopen dat mensen mij gaan zien voor wie ik ben, niet voor wie zij denken dat ik moet zijn. Ik wil me veilig voelen in het omarmen van mijn achtergrond, ik wil niet dat iemand voor mij bepaalt waar ik bijhoor. Net als toen ik een nieuwe richting in mijn werkzame leven wilde. Toen wilde ik dat de CV’s (niet de verwarmingsketels, maar levensloop) niet bestonden. Ik wilde een overstap maken vanuit de luchtvaart naar een andere baan. Het bleef lastig, want ik werd steeds als een stewardess geïdentificeerd en heel veel mensen wilden niet verder kijken. Ze wilden niet zien wat ik wilde noch wat ik kon. Ik wil dat mensen geïnteresseerd zijn in mij en niet in welk hokje ze mij kunnen stoppen.

Misschien stamt mijn behoefte om gezien te worden voor wie ik ben van mijn kindertijd, van de tijd waarin ik de nalatenschap van mijn oudere zus tegenkwam. Ik zat op dezelfde basisschool als zij. Het was een kleine school waar alle leraren alle leerlingen kenden. En mijn zus was altijd een goede leerling en geliefd door de leraren. Mijn achternaam werd daar altijd automatisch met een voornaam verbonden en dat was niet de mijne. Ik werd dus heel lang met de naam van mijn zus aangesproken en ik vond het verschrikkelijk. Het voelde alsof ik niet bestond, alsof wie ik was er niet toe deed. Daarbij werd vaak aan mij gevraagd ‘waarom kun je niet zoals je zus zijn?’ Ik kon ze wel vertellen waarom het niet zo was. We waren namelijk niet één persoon en daarom kon ik niet zoals zij zijn. Dat heeft gezorgd voor het sterke gevoel dat ik mijn eigen identiteit moet beschermen. Ik kan er nog steeds niet tegen wanneer mensen mij vertellen hoe ik me voel of wie ik ben. Het maakt me woedend. Want wie heeft van jou een identiteitstoekenningsinstituut gemaakt? Of ben je misschien lid van een gemoedstoestandherkenningsvereniging? Waarom denk je dat je mij mag vertellen met wat of wie ik me mag identificeren? Ik mag me Pools voelen, maar niet Nederlands. Maar als ik me Pools zou voelen terwijl ik wettelijk ook Nederlands ben, dan doe ik het ook niet goed, want dan vraag je je af aan welk land ik eigenlijk trouw ben.

Ik hoop nog steeds dat het mogelijk is voor ons allemaal om te leren naar mensen kijken en hen zien voor wie ze zijn, voor wie ze gezien willen worden. Niet door waar ze vandaan komen, niet door hun geslacht of huidskleur. Ik zou willen dat we niet naar de voor ons herkenbare feiten kijken, maar luisteren naar wat anderen ons over zichzelf vertellen. Dit is hoe we kunnen zien wie iemand is. Dit is hoe we iemands identiteit ontdekken. Dit is hoe we kunnen begrijpen hoe iemand gezien en erkent wil worden.

Misschien ligt het probleem in het kijken, in beoordelen op het eerste gezicht. Misschien moeten we vaker ons beoordelingsvermogen uitzetten. Even niet bezig zijn met wat we denken dat hier de waarheid is, maar luisteren naar wat de persoon over zichzelf aan ons vertelt. Kleurenblind en toondoof zouden we moeten zijn. Misschien zou het dan beter gaan met de acceptatie van mensen die net anders zijn dan wij.

Toen ik naar Nederland verhuisde was ik niet alleen druk bezig met niet Pools zijn en niet bij de Poolse gemeenschap horen. Ik wide ook überhaupt niet gezien worden als buitenlander (en dat is heel erg lastig als je maar met een schijntje van een accent spreekt). Ik wilde zo snel mogelijk de taal leren, zodat ik nog minder zichtbaar zou zijn. Ik wilde in de menigte opgaan, ik wilde Nederlands worden, ik wilde mijn wortels achter mij laten. Ik was druk bezig om mijn Poolse ik in het verleden te laten, ik probeerde een nieuwe versie van mezelf te bouwen, de Nederlandse ik. Ik wilde nooit anders zijn. Ik wilde er altijd bijhoren en dat was mijn drijfveer om mijn Poolse ik van me af te zetten. Daarom, als mensen op mijn Poolse afkomst of mijn vreemde accent wijzen, voel ik me gekwetst, ontdekt, eruit gepikt. Ik wil niet die vreemde, diegene die er niet bijhoort, zijn. En toch, dit is wie ik altijd was. Gepest, er niet bij passend, afgestoten, weggeduwd, niet helemaal geaccepteerd door vrienden noch familie. Hoewel ik altijd probeerde er bij te horen, mezelf aan te passen aan de standaarden van anderen, ben ik er nooit succesvol in geweest. En zo dacht ik door mijn Poolse afkomst weg te zetten, door mijn verleden af te zweren, het deze keer zou lukken om er bij te horen, om een onzichtbare deelnemer aan de samenleving te worden.

Ik heb het heel laat begrepen, pas dit jaar eigenlijk, dat ik mijn Poolse achtergrond niet hoef af te stoten om me Nederlands te voelen en kunnen noemen. Ik kan mijn achtergrond als een kracht zien, als dat stukje identiteit dat mij rijker maakt. Ik kan mijn ervaringen gebruiken om mijn beeld van de wereld completer te maken, om mijn wereld te verrijken. Ik heb begrepen dat ik al die jaren een stukje van mezelf gemist heb. Ik kan een eigen versie van mijn ik hebben, want volledig mezelf zijn betekent ook acceptatie voor waar ik vandaan kom. Ik zou erop kunnen bouwen, ik zou het een onderdeel van wie ik ben kunnen maken. Het is namelijk een deel van mijn persoonlijkheid, van wie ik ben. Door mijn Poolse wortels te accepteren, zou ik eindelijk mezelf kunnen accepteren. Ik zou me meer op mijn gemak voelen met wie ik ben en hoe ik de wereld bekijk. Mijn ervaringen hebben me gevormd, ze hebben me een perspectief op de wereld gegeven, een kijk op zaken die mensen die in Nederland geboren zijn niet hebben. Net als ik niet heb wat zij hebben.

Ik weet alleen niet of ik beiden kan zijn. Ik weet niet hóe ik beiden kan zijn. Hoe verenig ik mijn Poolse afkomst met mijn Nederlands zijn? Er spookt al een tijdje een idee door mijn hoofd om een boek te schrijven. Over hoe het is om in één cultuur te leven terwijl een andere door je leven blijft sijpelen. Ik hoopte dat door het te schrijven ik het zelf beter zou gaan begrijpen. Ik dacht aan “Stamppot en pierogi” als de titel, maar deze titel suggereert dat die twee culturen naast elkaar staan. En gezien dat ik er meer een mengelmoes van zou willen maken, meer de twee culturen met elkaar binden, meer door elkaar laten vloeien zodat ze een geheel worden, bedacht ik dat “Pierogi met boerenkool” wat meer toepasselijk is. En daar begin ik ook mee. Met pierogi met boerenkool te maken. Een fysieke proef dat het kan. Dat ik die twee culturen bij elkaar kan brengen. Dat ik mijn Poolse en Nederlandse kanten kan verenigen.


Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.